Worteltjes

Ik wilde een open plek in onze diepe bostuin op het noorden. Er moest een half rondje gras komen, voor onze dochter om op te spelen in de zon, tussen madeliefjes. Voor ik het gras kon leggen was het nodig de grond vrij te maken van onkruid en worteltjes. Aanvankelijk ging het schoffelen voorspoedig. Alles wat ik omhoog werkte belandde op een bergje naast het tuinpad. De berg nam snel in omvang toe. Maar de wortels werden ook steeds weerbarstiger. Soms kon ik ze breken, maar soms moest ik er ook om- en overheen. Ook zat er hier en daar wat kweekgras, dat ik echt niet kon laten zitten. Het vorderde maar gestaag. Eenmaal op de helft liet ik de grond een weekje braak liggen. Wat rust was altijd goed. Toen ik verder wilde gaan met het tweede deel, zag ik kleine wit-roze kopjes boven de al geschoffelde aarde uitsteken. Er zaten lieve worteltjes aan, die zich gelukkig gemakkelijk uit de grond lieten trekken. Ik ontdekte er alleen meer en meer. De tuin leek er ineens van vergeven en ze kwamen schijnbaar uit het niets. Toen ik mijn schep schuin onder een kluitje ervan stak, bleef hij hangen achter een wortel. De onschuldig ogende worteltjes bleken zich met dunne, bijna doorzichtige handjes vast te klemmen aan een moederwortel van toch al gauw een centimeter dik en een kleine meter lang. Nu kon ik na enig trekken ook deze moederwortel best makkelijk de grond uit trekken, maar deze greep zich weer vast aan een nog dikkere en langere grootmoederwortel. Mijn dochter, die tot dan toe gezellig met haar eigen schepje en emmertje in een hoekje van de tuin had zitten rommelen, was inmiddels naar binnen gegaan, het schemerde en werd koud. Met mijn schep hakte ik verwoed op de grootmoeder in, uiteindelijk liet ze los en kon ik ook haar op de enorme berg naast het pad leggen. Het zweet stond op mijn voorhoofd. Ik keek om me heen. Wat tuin was, was nu een krater. Ik voelde me de vier vriendjes in Stranger Things. In een laatste moedige poging stak ik mijn schep nogmaals diep in de aarde. Hij stuitte op iets dat zo hard was, dat het met geen mogelijkheid in beweging te krijgen was. Het was de overgrootmoederwortel. Ze had epische proporties en bleek zich een weg gewoekerd te hebben onder de gehele lengte van onze tuin. Ik dacht aan mijn madeliefjes en aan spelende kinderen. Ik veegde het pad en borg de bezem op. Huiverend keerde ik mijn rug naar de tuin, en trok me terug in de veilige quarantaine van ons huis.

4 april 2020

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s