In mijn kielzog

Mijn vader heeft oude familiefoto’s gedigitaliseerd. Foto’s van mijn overgrootvader in 1918 in een legerbarak, en op het strand, ergens in 1930, mijn overgrootouders volledig gekleed, mijn opa in een soort wollen zwempak ernaast. Ik zag in hen trekken van mijn vader terug. In de glimlach van mijn jonge en ferme oma, die verder in niets op mij leek, ontwaarde ik sporen van mijn eigen lach. Haar ogen waren die van mijn zus. In mijn vader en opa zag ik mijn broer. Naast bepaalde trekken en gelaatsuitdrukkingen, zag ik ook een zekere intensiteit die ik herkende. Maar het meeste kon ik niet thuisbrengen, en mijn overgrootouders waren me vreemd.

Ik dacht altijd als ik kinderen zou krijgen, hierin iets van mezelf of de vader terug te zien. Maar hoeveel mijn dochter ook op haar vader lijkt, ik zie, net als toen ik haar net gebaard had, nog steeds een vreemde, een onbekend meisje, dat toevallig aan ons is toevertrouwd. Ik houd van haar als een moeder, en toch herken ik haar niet als de onze. Van een wezentje dat uit mij voorkomt, verwachtte ik anders.

In het begin van haar leven was het alsof haar zijn gebundeld in een lichtje zat dat zich nog enkel achter haar ogen bevond, en vanuit hier met geconcentreerde kracht naar buiten straalde. Als lichtje zat ze gevangen in iets waar ze zich niet bewust van was. Ze wist niet dat de handen en voeten van haar waren en had alleen haar ogen en stem. Als ze huilde, wist ze niet waarom ze huilde. En wij wisten het ook vaak niet. In de maanden die volgden leek dit lichtje zich langzaam, langzaam in het te lijfje te hechten en te verspreiden, en hier steeds dieper en verder in te kruipen. Op een dag begreep ze dat ze ergens was. Ze lag op haar rug op het kussen van een stoel en keek voor het eerst aandachtig om zich heen. Een volgende dag merkte ze dat de armen aan haar lijf haar armen waren, en dat die niet alleen maar zomaar bewogen, maar dat ze die zelf kon laten bewegen en een speeltje kon raken, dat dan ook weer in beweging kwam. En steeds meer plezier begon ze erin te krijgen, in dat lichaampje waar ze blijkbaar in zat. Kruipen, klauteren, klimmen op de bank, rauzen op het grote bed. Na een jaar waren dat lichtje en lijfje één en leerde ze langzaam zeggen wie ze was en dat ze het zelf wilde doen.

Ik doe het ook nog steeds graag zelf, maar was er niet geweest zonder de beslissingen van ouders en ontelbare voorouders. Ik was een laatste in lijn, nu is mijn dochter dat. Ze wist niet waar ze in terecht kwam en weet dit nog steeds niet. Ze neemt het zoals het komt, omdat ze niet anders kent en nog niet weet dat het ook anders kan. Ze is er en ik ben er en we weten beiden niet waarom. We doen maar wat en kijken aandachtig om ons heen.

Honderdvijftig jaar geleden gingen mijn voorouders nog letterlijk voor alles door het stof. Wassen op de hand, vijftien kinderen grootbrengen, geen centrale verwarming, geen stofzuiger, geen koelkast, geen auto, geen vliegreisjes, geen terrasjes, geen Netflix. Alles kostte tijd, niks was zomaar beschikbaar, weinig was vanzelfsprekend. Kinderen waren misschien nu juist wel vanzelfsprekend. Ze kwamen nou eenmaal, daarin had je weinig keuze. En ze moesten helpen bij het overleven, vooral hierbij niet dwarsliggen. Ons kindje eet olijven en avocado en heeft tweeëntwintig knuffeldieren.

De boom heeft wortels die net zo diep in de aarde grijpen als de takken in de lucht. De boom zorgt voor mijn zuurstof, maar dat weet ze zelf niet eens. Net zoals de bloemen in mijn tuin niet weten dat ze er eigenlijk voor het voortbestaan van de bijen zijn, die met uitsterven bedreigd worden. Ik ben hier door al die grootmoeders en vaders en hun beslissingen. Redelijk behendig inmiddels beweeg ik me ook maar voort, met een kindje in mijn kielzog.

26 mei 2020

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s