Tegen half tien ’s avonds liep ik vanaf station Velperpoort naar huis. Ik nam de Driekoningenstraat en liep snel, alhoewel ik me in het Spijkerkwartier eigenlijk nooit echt onveilig voel alleen. Al voor ik de hoek naar de Spijkerstraat omsloeg, zag ik het blauwe schijnsel van wat de zwaailichten van een ambulance verderop bleken. Overal stonden mensen op straat. Ik kwam dichterbij. De ambulance stond voor mijn huis – daar waar Paul was, daar waar Maira was – en leek op het punt om weg te rijden. Ik begon vertwijfeld te rennen. Mijn buurvrouw stond buiten, ze zag bleek. Er was een oudere man in elkaar geslagen door vijf jongens. Ik ademde uit.
De man werd gereanimeerd. In de ambulance, veronderstelde ik. Ik had mijn bril niet op. Nee, hij lag daar, schuin tegenover ons huis. Een ambulanceverpleger duwde met vaste regelmaat op de borst van de man. Ik wilde naar binnen gaan. Wat was mijn nut buiten. Liep naar mijn voordeur, sleutels in de hand, maar kon me niet losmaken van de constante, bijna hypnotiserende beweging van het reanimeren. Het moment tussen dood en leven, of leven en dood, is een heilig moment. Er moet concentratie en stilte zijn. Iemand op een bovenverdieping vond het nodig te filmen. Een overbuurman werd ontzettend kwaad, eiste dat hij er mee stopte, wat niet gebeurde. Ik liep naar de boomlange man om te sussen. Ik was onzichtbaar, het drong niet door.
Er werd een scherm geplaatst. Er waren rood-witte linten. Overal agenten, handhavers, in wit pak, of met geel hesje, soms met mondkapje. Er stond een brandweerauto en nog een ambulance. Overal mensen, steeds meer. Wanneer ben je een ramptoerist, vroeg ik me af, en ging naar binnen. Ik vertelde Paul wat er aan de hand was en ging weer naar buiten, en weer naar binnen, en weer naar buiten. Uiteindelijk nam ik een slaappil en sliep zeven uur aan een stuk.
De volgende dag was de Gelderlander overal. Om acht uur ‘s avonds, het was al donker, weer die drang om naar buiten te gaan. De straat was nu weer onze straat. Maar er was wel ingebroken. Het geweld bedekt met bloemen in een hek en kaarsen op het trottoir. Boodschappen voor een onbekende. De mensen lopen met paraplu’s op langs de geïmproviseerde gedenkplek, blijven staan voor een praatje. Iedereen kent iedereen hier, alleen de daders en het slachtoffer niet.
30 oktober 2020