Weg

Op zaterdag reden we weg, de wijk uit. En toen ook maar meteen weer de stad. Het was flink koud en miezerde. We gingen hoogwater kijken bij Nijmegen. De Waal was op plekken bijna zo angstaanjagend breed als de Mehkong kan zijn.

Ooit zat ik vast op die Mehkong, op een met motor aangedreven kano ergens tussen Thailand en Laos. De rivier stroomde langs bergen en oerwoud, heel af en toe een dorpje met houten hutjes en groepjes kinderen die vanaf de kant in het water sprongen. We haalden soms wel tachtig kilometer per uur en waren al een halve dag aan het varen. De kano kreeg pech, tot drie keer toe. Het was vijfendertig graden en de zon was nog niet eens op zijn hoogste punt. Verwoed werd er aan het startkoord van de motor getrokken. Het smalle bootje dobberde aarzelend op het verder totaal verlaten water. Ik voelde me als een kleine Hiawatha op open zee. Maar de Thai haalden hun mobieltjes tevoorschijn, en alsof ik mijn ANWB-lidmaatschapspas had getrokken en op de vluchtstrook bij de Pleijroute stond, kwamen er vanuit het niets razendsnel twee mannetjes met een vervangkano aanzetten. Binnen vijf minuten voeren we weer.

De Waal stond hoog, maar de Rijn deed er eigenlijk niet voor onder, zag ik toen we op de terugweg Arnhem binnenreden. Meinerswijk was overstroomd, net zoals de Ooijpolder bij Nijmegen dat was. We hadden dus ook thuis kunnen blijven. Sinds we weer een auto hebben, is waar ik woon en het naar mijn zin heb, soms niet helemaal meer de plek waar ik leef, maar enkel de plek waar ik thuiskom en wegga. Is de Steenstraat niet meer de straat waar ik etalages kijk, de Parkstraat niet waar ik slenter en mooie huizen bewonder, de Spijkerstraat niet de straat waar ik mensen begroet, maar zijn dit de straten waar ik slechts doorheen rijd op weg naar huis, de straten met de verkeersdrempels, met het hek waarachter ik de auto parkeer, met de deur waarachter ik me verschans tot ik weer zal vertrekken. Naar elders, omdat dat ineens zo makkelijk dichtbij is.

Maar de sneeuw op zondag parkeerde alle grote plannen. Dichtbij was nu zo ver als een oude houten slee ons kon brengen, of mijn verkleumde vingers konden verdragen. De stoep af sleeën was al een gevaarlijke onderneming. Bij de Coop in de Spijkerlaan om de hoek haalden we chocolademelk, die we thuis gingen verwarmen. Het rode autootje stond achter het hek wit te worden. Even was de winter als lente, iedereen buiten en iedereen blij.

7 februari 2021

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s