Het enige terras waar ik op had willen zitten was er niet. De koffiebar was onverwachts nog steeds ‘to go’. Dus dronk ik mijn koffie in een papieren bekertje op een stoepje naast het zompige grasveld aan de overkant. Geen tafel, geen krant, geen zon en geen rust. De koffie was op voor ik er erg in had, de salted caramel brownie ook en zo was wat ik had gezocht me alweer even snel ontschoten. Weifelend besloot ik tot een wandeling door de stad. Het was juist voor de winkels en gelegenheden waar ik niet wilde kopen of komen dat de rijen stonden. De wachtende mensen hadden iets te eten in handen, of keken onvoldaan. Ik volgde de Stikke Hezelstraat met de stroom mee naar beneden. Volle terrassen schouder aan schouder, maar gevoel van nabijheid ontbrak. Mijn papieren beker lag bij de andere papieren bekers, klaar voor de recycle. Ik had niks te kopen en niks nodig. Zonder geld is er niets te zoeken in een stad, zonder honger evenmin. Met al haar deuren nu eindelijk weer open, vond ik haar onbegrensdheid ineens afstotelijk. Zou je ons pad een zoektocht naar verlichting noemen, dacht ik, dan bevonden we ons nog steeds in aanzienlijke duisternis.
Ik verlangde naar een verlaten strand of naar het clandestiene café diep in de Franse Pyreneeën dat ik ooit bezocht en waar ‘s nachts het geluid van de muziek en de dansende mensen al na enkele meters afstand werd opgeslokt door de intense stilte van de bergen, het ruisen van een beek en het tjirpen van krekels. Kleine plekken, met gras tot de enkels, waar weinig voor nodig is en van niets te veel.
26 mei 2021